‘Ik verwacht dat Erasmus+ de huidige situatie in Europa overleeft’
Els van der Werf, voorheen senior adviseur International Relations bij de Hanzehogeschool en lid van de Bologna-expertgroep
Faces of Erasmus+ | Els van der Werf
Dit jaar bestaat Erasmus+ 35 jaar. We staan daar graag bij stil met een serie portretten van personen die op de een of andere manier betrokken zijn bij ons programma. Wat zijn hun ervaringen? Wat heeft het gebracht? Op welke manier heeft Erasmus+ bijgedragen? En waar hoop je over 35 jaar te zijn? We vragen het Els van der Werf, voorheen senior adviseur International Relations bij de Hanzehogeschool en lid van de Bologna-expertgroep.
Hoe ben je bij Erasmus+ gekomen?
Ik ben in 1982 op de HEAO begonnen als docent Engels. Op 1 januari 1990 werd ik fulltime medewerker en hoofd van Bureau Buitenland. Dat was toen een eenmansbedrijf binnen de hogeschool. Eind jaren tachtig kwamen er op hogescholen steeds meer activiteiten op het gebied van internationalisering, waar ze op de universiteiten toen al meer mee deden. Ik deed mee in de eerste rondes van Erasmus.
Internationalisering heeft duidelijk vorm gekregen door het programma en Erasmus is een grote aanjager geweest van internationalisering in het hbo. Ik ben als institutional coordinator blijven werken tot 2022. Voor mijn jarenlange inzet heb ik een Erasmus+ munt ontvangen, een hele verrassing en leuke blijk van waardering. Het is leuk om met een beperkt aantal mensen traditie te hebben in het programma.
Hoe zijn de ervaringen?
In de beginjaren waren betrokken medewerkers veelal taaldocenten. Nu is het gemeengoed dat iedereen Engels kan, maar dat was toen niet zo. Voor sommige mensen was het een blokkade om mee te doen. Uitwisselingen zijn nu veel gewoner. Als studenten en docenten een uitwisseling hebben meegemaakt, zijn ze verkocht. Ze kijken er vaak met plezier op terug, zien de toegevoegde waarde en dragen dat uit. Mensen die het hebben meegemaakt zijn de beste reclame. Meemaken is belangrijk en daarom heb ik altijd geprobeerd zoveel mogelijk mensen over de streep te trekken.
Wat is voor jou de + van Erasmus+?
Het is een subsidieprogramma, dus het financiële aspect is uiteraard belangrijk. Tegelijkertijd heeft Erasmus+ internationalisering structuur geboden met alle richtlijnen en regels, erkenning van studiepunten en borging van begeleiding. Nu vinden we dat heel gewoon, maar het zijn de bouwstenen die door het programma zijn gelegd. Iedereen moet zich er op dezelfde manier toe verhouden en binnen Europa moeten we op eenzelfde kwaliteitsniveau werken.
Het heeft internationale uitwisseling een duidelijke positie gegeven in het studieprogramma en ertoe bijgedragen dat zoiets als het Bologna-proces is ontstaan. Dit proces van Europese eenwording op onderwijsgebied is mede gevoed door de ervaringen met Erasmus+. De twee zijn steeds meer verweven geraakt. Bij beide gaat het erom de structuur voor het vrije verkeer van studenten, docenten en onderzoekers zo optimaal mogelijk te maken.
Hoe was het 35 jaar geleden?
Erasmus lag toen decentraal bij individuele docenten of vakgroepen, die contact zochten met collega’s in het buitenland. De aanvragen kwamen ook van individuele deelnemers. Daar is heel snel verandering in gekomen. Iedereen zag direct in dat dit belangrijk zou gaan worden en dat vroeg om commitment van de leiding op universiteiten en hogescholen. Zo kwam een grotere rol en verantwoordelijkheid voor de centrale organisatie.
Begin jaren negentig was het decentrale karakter flink afgezwakt. Universiteiten en hogescholen dienden als instelling een aanvraag in namens vakgroepen of onderdelen. Bestuurders werden hierdoor betrokken. Die moesten ervoor tekenen en waren daarmee medeverantwoordelijk, ook voor de organisatie eromheen. Dit is een belangrijke ommekeer geweest. Daarna is het programma vooral toegenomen in omvang, maar verder is er in het hoger onderwijs niet veel veranderd. Uiteraard zijn er dingen bijgekomen, zoals speciale subsidiestromen, maar in essentie is het nog steeds hetzelfde als in het begin.
Hoe gaat het zijn over 35 jaar?
Ik hoop van harte dat Erasmus+ dan nog steeds bestaat. De ervaringen van de afgelopen 35 jaar moeten dan ook zodanig zijn ingedaald dat het onmogelijk is om terug te gaan naar de situatie zonder internationale samenwerking en uitwisseling. Ik hoop dat het programma de huidige situatie in Europa overleeft, met oorlog aan de grens en andere verhoudingen. Ik verwacht van wel. Ik denk dat Erasmus+ en het Bologna-proces voorbeelden zijn van hoe Europa de infrastructuur versterkt.
Je kunt alle positieve ervaringen simpelweg niet terzijde schuiven. Het programma biedt veel mogelijkheden voor eenheid binnen Europa, mits Erasmus+ zich kan aanpassen aan veranderende gedachten. Erasmus+ mag niet stilstaan en moet een eigen antwoord formuleren op maatschappelijke uitdagingen. Op het moment is er bijvoorbeeld meer aandacht voor digitale uitwisseling. Dat is mooi, maar ik hoop wel dat fysieke mobiliteit mogelijk blijft, want er gaat niets boven fysieke ontmoetingen. Wakker worden in een buitenlandse stad en alleen je weg zien te vinden. Dat is onbetaalbaar voor je ontwikkeling.
Ik ben nu 32 jaar actief in internationalisering en blijf nog even betrokken bij het Bologna-proces. Ik vind dat proces uitermate interessant, zowel politiek als economisch. Ik geloof heilig in de grondprincipes van vrij verkeer van mensen, kennis en gedachten. Continuïteit in het team is belangrijk en daarom blijf ik dit nog doen, maar niet tot mijn negentigste. Ik krijg steeds minder voeding uit de dagelijkse praktijk en mijn inbreng wordt uiteindelijk minder relevant. Het huidige project loopt tot medio 2024, daarna zien we wel verder. Wellicht gaat het me lukken om 35 jaar actief te zijn voor Erasmus+, haha.
Internationalisering heeft duidelijk vorm gekregen door het programma en Erasmus is een grote aanjager geweest van internationalisering in het hbo.Els van der Werf